De boom laat zijn kastanjes vallen, schudt ze enthousiast van zijn takken, Vlieg, mijn kinderen, gaat voort!, want de boom weet niet dat de straat onder hem geasfalteerd is. Hoe zou hij dat kunnen weten?
Tok, zijn kroost rolt nergens naartoe en wordt diezelfde dag nog, misschien morgen, vertrapt door schoenen die het ook zo kwaad niet bedoelen, of door mensenkinderen mee naar huis genomen, waar lange houten prikkers wachten. Nee, een toekomst zit er voor hen niet in. De kastanje weet van niks en doet het ieder jaar vrolijk weer. Tok.
~
Wel ‘s op een kastanje gaan staan?
Die vertrap je toch niet zo makkelijk het niet zo kwaad bedoelend?