Die kutgedichten ook altijd…

Toen ze allemaal waren vertrokken, bleef de beroemde dichteres nog een tijdje zitten om nergens aan te denken. Ze draaide zich op het bankje bekleed met plastic of vinyl en keek naar buiten.

Daar liepen ze: al die gezichten gezichten gezichten, met daarachter al die denkwerelden en trauma’s: naar binnen gedraaide levens en geknakte koersen en altijd droge monden. Jonge mannen die niets betekenden—niets meer betekenden of nooit iets zouden betekenen, wie weet, het resultaat is hetzelfde en de planeet wentelt zich in het donker. Evenzo vervloekte gezichten van jonge vrouwen die, ja, misschien wel hartchirurg of minister zouden worden, maar het was waarschijnlijker dat ze in anonieme kantoren zouden verdwijnen en door anonieme huwelijken verorberd zouden worden. Het bureau is een misdaad, de meubelzaak een tragedie. Voortuinen, schuttingen, grindpaden. Allemaal broodkruimels die nergens tot leiden. En daarbij, ook de hartchirurg moet belastingaangifte doen en de kinderen van de minister hebben een hekel aan hun moeder.

Kut, hier zat wel een gedicht in. Met een zucht van tegenzin sloeg de dichteres haar notitieboek open.

~

Dit bericht is geplaatst in Breuken/Flitsen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.