Zaterdag = uitgaansdag.
Dikke meisjes die er zelfs in hun korte rokjes niet sexy uitzien, en daarbij: de meeste rokjes zijn van spijkerstof, en de eerste intelligente man die een stijve kan krijgen binnen een straal van vijf kilometer rond een spijkerrokje moet nog geboren worden; overal opgepompte gasten in T-shirts die hun moeders of schele vriendinnetjes voor hen gekocht zullen hebben. Blond haar, stekeltjeshaar. Tussen de mensen hangt een vreemde geestgeur, een mengsel van haast onmengbare componenten: aan de ene kant anticipatie, de hoop c.q. zekerheid dat deze avond de beste avond van je leven zal worden, ondanks het feit dat “buurtkroeg” de inhoudsloze lading niet dekt en ondanks het feit dat deze avond identiek is aan vorige zaterdagavonden en toekomstige zaterdagavonden; en aan de andere kant is er wanhoop, de angst niet aantrekkelijk genoeg te zijn, niet gespierd genoeg, niet ontkleed genoeg, niet genoeg… Het is de geestgeur van kinderen die de puberteit niet langer kunnen ontkennen, terwijl iedereen hier een rijbewijs, een fitnessabonnement en een wapenvergunning lijkt te hebben. Rijen jongens & meisjes zuigen reptielig op elkaars roodgevlekte nekken terwijl ze hun best doen hun kots lang genoeg binnen te houden om nog een biertje of rode wodka-Red Bull te bestellen—ik weet niet waar Jezus voor gestorven is, maar jullie zonden zijn het niet.
Binnen is het zo mogelijk nog erger, een bos vol gespierde jongelingen en niet-zo-jong-meer-lingen wiegt heen-en-weer alsof ze de muziek horen maar niet begrijpen; een aantal aanwezigen danst dan juist weer alsof het donkerder is dan het daadwerkelijk is. Waarom ben ik hier? Ik geloof in mojo en karma en kwade geesten die de mens omringen, maar wat kan ik gedaan hebben om dit te verdienen? Is het een straf of ben ik hier om te leren? In een universum waarin vale hoop & uitzichtloze entropie de enige constanten zijn zit ik aan een draaiende bar te verdrinken in slopende muziek die tranentrekkend hol is, in een kroeg met maar één soort tequila, een goedkope soort. Dit moet iets betekenen. Is het carnavalesk, grotesk, iets-esk? Ik kan er niet om lachen.
De barman wiens grijze massa reeds lang geleden vervangen is door steroïden en gratis internetporno kijkt me aan met een onbegrijpelijke gretigheid. Does he want to fuck me or fight me? Hij schuift een plakkerig zoutvaatje naar me toe, samen met een half schijfje citroen dat eruit ziet alsof het een week geleden in een citrusvruchtenverwerkingsfabriek gesneden is en sindsdien geen vocht of koeling meer heeft gezien. Wat moet ik hiermee? Mijn lieve Gilgamesj, hij verwacht toch niet dat ik het glas achterover sla? Is dit vocht zo slecht dat het alleen ad fundum verdragen kan worden? Godslastering! Ik ben zonder twijfel de oudste persoon die ooit bij hem een glas tequila heeft besteld. De geur van tandartsen en mortuaria dringt mijn welgevormde neusgaten binnen. Ik neem voorzichtig een beschaafd slokje. De teleurstelling op het gezicht van de geschoren Neanderthaler overtreft ruim de geaccumuleerde droefenis van een weeshuis in Bangladesh waar zojuist de enige voetbal over het hek is verdwenen.
De drank breekt een gat in brein & buik, het zweet breekt me opnieuw uit en vermengt zich met de lange dag aan existentieel paniekzweet die al op mijn voorhoofd ligt. De tequila is zo slecht dat ik serieus overweeg een fles te kopen zodat ik voortaan eenvoudiger van de bloedvlekken afkom die bij tijd en wijle mysterieus verschijnen in de hotelkamers c.q. auto’s c.q. vliegtuigen c.q. restaurants waar ik me ophoud (of zodat zelfmoord zo gemakkelijk en walgelijk zal worden dat ik er niet meer voortdurend aan zal denken). Ik pak het glas, verdring snel de impuls om dit bocht uit de koning-hel in zijn pafferige Den Uylgezicht te gooien, en verban het industriële nonbrouwsel naar mijn maag. Het zout schuif ik van me af, de citroen schiet ik met een vinger in de spoelbak. Het drijvende hoofd vlak voor me wordt nu verscheurd door verbazing & vreugde. De woorden “Zonder Citroen!” glijden uit zijn ogen en rinkelen als dobbelstenen over de bar.
Ik vraag wat hij op de tap heeft. ‘Bier,’ zegt ‘ie, dus bestel ik dat maar.
~
Ach ja, die voetbal….
Blijven zoeken!
Prachtige zin overigens.
Helemaal creatief schrijfsel.