Dubbelgangervirus

Hij lachte me vriendelijk toe terwijl hij de fles bier op tafel zette, bijna té vriendelijk dacht ik kleinzielig in mezelf, Wat een overdreven hartelijkheid, dacht de homunculus die in mijn brein drijft en de vorm en persoonlijkheid van een uitgedroogde pissebed heeft, zo negatief is mijn instinctieve zelf… te vriendelijk, c’est bizarre, en wantrouwig vroeg ik me af of ik hem eerder had ontmoet, alsof dat de enige reden voor vriendelijkheid zou kunnen zijn, maar ik kon me een eerder treffen niet herinneren en wilde hem bijna vragen wanneer dat dan was, of, dacht ik toen, misschien vond de ober wel dat wij tweeën erg op elkaar leken en amuseerde deze gelijkenis hem, ja, dat zou kunnen, we hadden allebei kort haar, een kort baardje en een bril met een dik, zwart montuur, maar ik begreep niet waarom deze oppervlakkige overeenkomsten voor hem genoeg waren om zulke blijkbaar vermakelijke conclusies te trekken, maar ach, ik ben niet de beste oordelaar van gelijkenissen want ik ben me zelden bewust van hoe ik eruit zie, zelfs als ik toevallig mijn weerspiegeling in een winkelruit opvang zie ik mezelf nauwelijks, of eigenlijk zie ik mezelf volledig maar ben ik altijd verrast door het beeld (Is dat werkelijk het lichaam dat ik bestuur?) en ik geloof niet dat ik mijn eigen tweelingbroer op straat zou herkennen, had ik een tweelingbroer gehad en was ik hem op straat tegengekomen… en ineens bedacht ik dat de ober misschien wel met me aan het flirten was, en hoewel ik niet kon zeggen hoe waarschijnlijk dat echt was, vond ik het op principiële gronden, gezien onze treffende gelijkenis, nogal onsmakelijk en ik deed de rest van de middag mijn best om mijn bestellingen niet bij hem maar bij zijn collega’s te doen, al waren ze door hun uniformen en opvallend gelijke lengtes en haarkleuren en door het felle zonlicht maar moeilijk uit elkaar te houden.

~

Dit bericht is geplaatst in Breuken/Flitsen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.