Een Lied van Onschuld en Ervaring

Smerig, duister, klam en beklemmend. Twee zilveren schijven … Nee, wereldbollen die tollen in een smeltend vleeslandschap. De neus een berg, de mond een vallei met scherpe, gekartelde kliffen … Een scheur, dunne spleet die naar een zompige onderwereld … Afdaling in de ingewanden. God, wat stinkt hij, zwavel. Pluimpjes zwavelige rook. De natte open wond braakt wolken verstikkende rotzooi uit, eerst bruin en geel maar nu een regenboog. De ronde, zilveren glazen van zijn zonnebril schitteren in een neonglans die—hoe fel het licht ook is—altijd dof blijft. En zijn gezicht draait. Shit, zijn gezicht wervelt om die spiegels heen, een draaikolk van vuil water, vijver met een microvliesje olie erop, of een … De afgrond opent zich en vleermuizen knallen in lachsalvo’s over me heen. Het klinkt nep, het klinkt alsof hij alleen over lachen gelezen heeft en nu geschreven personages imiteert: hahaha, nauwkeurig afgemeten lettergrepen fladderen om mijn verhaspelde kop. Maar hij lacht zelf niet eens. In de vettige moddersoep van zijn gezicht zie ik een taperecorder drijven, zo’n apparaatje dat journalisten altijd bij zich dragen. Af en toe steekt de recorder met een puntje boven de iriserende chaos van het vijverhoofd uit. Ik wil het pakken en voorzichtig—niet laten schrikken!—probeer ik de machine uit zijn nephoofd te trekken. Hij slaat mijn hand weg en wasemt bubbeltjes woorden uit. Ik herken nog net een grove vloek voor de volgende schuimkoppen serotonine op een tsunami van methyleendioxymethamfetamine over mijn brein spoelen.

…………………………………………………………………………………………………….

Lichtballen dartelen door de ruimte … Ze spelen niet, ze zijn gewoon wat ze zijn. Hemels, vrij. Er zijn meer kleuren dan woorden, en woorden zijn niet belangrijk, al heb ik er nu even ontzettend veel van. Ik maak me geen zorgen meer, we zijn in de achtbaan gestapt en moeten nu iedere klap simpelweg incasseren, ieder nieuw gevoel omarmen en thuis laten voelen. Het was een nieuwe cocktail, zei je. Speciaal voor vandaag gemaakt, en ik vertrouwde je natuurlijk, al wisselt dat op het moment per … Fase—ik kan geen klok meer kijken, ik heb geen idee hoe snel mijn vertrouwen in jou wisselt. Elk half uur? Elke twee uur? Een uur lijkt een jaar. Maakt ook niet uit. Het is een rondleiding over de toppen van de geest. De buitenste randen van het aanraakbare. Zo zou jij het niet kunnen omschrijven, daarom ben ik er. Laat mij maar. Ik ga nu heel hard, in mij ademt iets dat net niet te groot is, al scheelt het niet veel. Ik word langzaam opgeblazen, krimp net op tijd. Ik heb geen distantie meer, precies zoals te verwachten viel. Een overweldigend samen zijn. Zo blij dat jij er bent, en ik weet niet wie al die andere mensen zijn, maar ik ben blij dat ze zich bij ons hebben gevoegd. Een deel van mijn gedachten noemt me een cliché, de rest maalt er niet om … Beweeg, nu niet praten, beweeg … Alles pulseert trilt vibreert. Betekenen die woorden eigenlijk nog … Laat maar.

…………………………………………………………………………………………………….

Ik sta pas dertien jaar de schroeven uit mijn lijf te dansen als de bittere nasmaak alweer over mijn droge tong spoelt. Ruik rotte druiven, eet rauw vlees, kauw op aspirines. Ik word door een zeef van pryhebotine getrokken, en aan gene zijde weer die verwrongen gezichten. Huid lekt schreeuwend in de verzadigde atmosfeer, weinig lucht. Smerige krabben klauwen traag over de klamme betonvloer, gehandicapt, gebroken pootjes. Kwabben vet vlees rollen van hun kopjes … Alles gemengd, dus alles grijs. Al deze mensen … Hun gezichten zijn onherkenbaar, vegen verf, films op tienvoudige snelheid afgespeeld. Kaken staan scheef, ledematen grotesk gebogen, geknakt. Iedereen zit in beklemmende kooien van witte schaduw, krijtstrepen die kubussen aftekenen. Nu zie ik tanden, grijnzende bekken opengesperd om het licht van de sterren binnen te laten, de Morgensterren die samen zongen … Mijn blik focust zich op een meisje dat haar hoofd in het rond draait. Ze lacht als het paard in Picasso’s Guernica. Ik weet niet zeker of ik beweeg. Ik wil niet staren, dat zou niet alleen onbeleefd zijn, je moet mensen vooral gewoon niet lastig vallen. Iedereen heeft recht op zijn eigen cocon, alleen jammer dat de mijne vlammend uit elkaar scheurt, de grenzen de mensen de lucht, alles scheurt. En ik zie nu de andere dansers voor het eerst echt, zonder filters van verwachting. Ze zijn dood, al lang dood … Ik zie door hun glazen huid de gelige skeletten, de verschrompelde organen vervangen door kunststoffen replica’s, plastic en roestvrij staal. En ik ben alleen, ze zijn allemaal infernale machines, bijeengehouden door koperdraad … Alleen ik ben echt. Vlak achter me hoor ik gefluister, maar ik draai me niet om, er is geen gefluister. Ik weet dat ik niets boven het vermorzelende lawaai van de muziek uit kan horen, mijn eigen stemgeluid vergaat al in mijn mond tot stof.

…………………………………………………………………………………………………….

Ik klik terug, zie de gezichten weer, ik zie jou weer. Je lacht, en om je lippen spelen gouden spikkeltjes. Ja, je straalt, je bent een prachtig mozaïek. In twee stappen sta ik naast je en mijn brein vlecht zich in het jouwe, voorzichtige tentakels als van een octopus, maar niet slijmerig of vreeswekkend. Tentakels van warm licht, grijpend, tastend, zoekend.

En dan ineens … Alleen maar sterren.

…………………………………………………………………………………………………….

Dit bericht is geplaatst in Dromen, Het Sublieme, Kunst met de tags , , , , , , , , , , , , , . Bookmark de permalink.

1 Reactie naar Een Lied van Onschuld en Ervaring

  1. Carla schreef:

    Juweeltje…..

    Maar wat is pryhebotine?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.