Het Vuilnis van Viktor Erlassig

Het absorberende vermogen van het keukenpapier was ruim overdreven. Viktor Erlassig mikte de zoveelste drabbig druipende prop in de vuilniszak die naast de prullenbak stond omdat de prullenbak al dagen vol was en Viktor er maar niet aan toe kwam de zak eruit de halen, met de adem ingehouden dicht te knopen en schuifelend door het herfstnat naar de ondergrondse afvalcontainer om de hoek te brengen. Het idee van het rottende vuilnis, stank die het tot de deur van de keuken had gehaald en nu aarzelend om de hoek van de woonkamer aan het kruipen was, deed hem kokhalzen en maakte het onmogelijk de prullenbak te legen. Dat dit een hele serie duidelijk te voorspellen steeds grondiger escalerende problemen veroorzaakte was iets waar hij nu aan weigerde te denken, waardoor deze cluster van mogelijke calamiteiten als niet verdween, dan toch even minder ernstig werd. Hij kon zich nog wel redden.

Met een vaag gebaar van woede—waarom gebaren, er was niemand die de beweging als een uiting van diep gevoelde emoties zou kunnen herkennen—gooide hij de cilinder met nutteloos papier van zich weg. Onderweg naar een hoek van de keuken ontrolde de rol en kwam het nu vrij wapperende in ieder geval enigszins absorberende oppervlak in contact met druppels vocht, oud vuil en glassplinters. Viktor slikte een vloek in. Voorovergebogen met zijn benen gestrekt (de gewrichten, hè) reigerde hij door de ruimte, slingerende armen grepen het lekkende papier en mikten de stinkende bal in de zak. Met zijn hand vlak op een stukje karton dat toch weggegooid moest worden drukte hij het afval aan om zoveel mogelijk uit de zak te kunnen halen. Overeind komen deed pijn, deed pijn op plekken waarvan hij zich kon herinneren dat ze vroeger nooit pijn hadden gedaan. Rug schouders nek heupen. De longen ook, hij ademde scherpe splinters lucht in die hem onder in zijn longblaasjes staken. Tranen persten zich uit de hoeken van zijn ogen. Hij had vroeger geleerd niet te vloeken, hij had geleerd niet te huilen, niet te zeuren. Dat die lessen ertoe zouden leiden dat lachen ook moeilijker werd tot het gezicht een onleesbaar masker van meegaandheid was had niemand erbij gezegd. Hij hoorde iets op de gang, maar daar wilde hij nu geen aandacht aan besteden.

Hij voelde zich even belachelijk. Zweet stond op zijn voorhoofd, zijn stropdas hing scheef, en hij zag ineens, hijgend tegen het aanrecht, dat hij één schoen en één slof aan zijn voeten droeg. Duizeligheid. Het was misschien tijd iets te eten, of had hij al gegeten vandaag? Naast de wasbak lagen kranten bijna een meter hoog secuur opgestapeld. Die zou hij binnenkort gaan lezen, net als de reclamefolders die bij de voordeur en op de salontafel en naast het toilet lagen. In een keukenkastje vond hij een half brood dat er nog redelijk uitzag en er was een pot pindakaas waar de muizen niet bij konden. Zijn handen deden pijn bij het smeren, vroeger was dat nog niet zo. Vroeger was hij sterk geweest, lastdrager voor zoveel mensen, al wist hij niet meer zo goed voor wie. De lasten stonden hem beter bij.

Met een bordje in zijn geklauwde handen zette Viktor twee stappen naar de kamer. Zijn voeten kleefden op het zeil, er lag iets nats en plakkerigs op de vloer. Stilstaand vroeg hij zich af wat dat kon zijn, en toen hij daar zijn vinger niet achter kreeg zette hij het bordje weer op het aanrecht en begon naar de rol keukenpapier te zoeken, hij wist zeker dat hij er een in huis had. Onvindbaar. Hij had geen honger maar pakte toch een bordje met een broodje pindakaas van het aanrecht en bedacht dat hij altijd van pindakaas had gehouden. Zijn voeten plakten. De keukenrol was nergens te bekennen, dus maakte hij een theedoek die misschien al in de was had gemoeten nat en kraakte op zijn hurken om de vloer die, zo voelde hij nu, erg kleverig was te boenen. Overeind komen deed pijn op plekken die vroeger nooit pijn deden. Pols enkels knieën.

Op het aanrecht stond een broodje met pindakaas, wie weet hoe lang al. Hij had geen trek, dus schuifelde, zijn lichaam schreeuwend om respijt, naar de vuilniszak die naast de prullenbak stond. Glassplinters knisperden, hier moest schoongemaakt worden. Voor hij het broodje weg kon gooien werd er hard op de voordeur gebonsd en riep iemand iets. Viktor schrok en het bordje kletterde in honderd stukken op de vloer kapot. Hij slikte een vloek in. Waar is de keukenrol?

~

Dit bericht is geplaatst in Dromen, Herinneringen, Wanhoop met de tags , , , , , , . Bookmark de permalink.

1 Reactie naar Het Vuilnis van Viktor Erlassig

  1. leidje schreef:

    och.. :s

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.