Ik zit in de trein en het noord-Duitse landschap flitst voorbij als een pak kaarten in de handen van een ervaren croupier. Er is iets huiveringwekkends aan het Duitse platteland, zeker hier in het noorden: alles doordesemd met het gevoel dat er zich zojuist een ramp heeft voltrokken, of dat er bijna een ramp te gebeuren staat. Iedereen houdt het hoofd gebogen en de luiken gesloten, laat je niet zien, fleur niks op en maak niks leuk, het kan allemaal zo voorbij zijn. Het echte leven is verachtelijk en weinig doet zo pijn als de cementen realisatie dat we het hiermee zullen moeten doen. Het is dit of de vergetelheid, kinders, en in deze kleine dorpen waar het ook op zonnige dagen altijd bewolkt is, begin je toch wel te verlangen naar de vergetelheid.
Vanuit de trein kijk ik in de woonkamer van mijn opa waar hij zich dapper door de grijze dagen schuifelt, schuifel schuifel, grijzer grijst. Er is niks sentimenteels aan rouwen om het heden.
Oud worden is zowel onze collectieve wens als onze allerindividueelste angst. De mensheid is heel goed in doelen nastreven en weet vervolgens niet wat met al die bereikingen te beginnen. Denken aan je pensioen is net zo erg als niet denken aan je pensioen. Mijn opa kijkt op en ik weet niet wat er gaat gebeuren, waar deze zin heen zal gaan, ik zie hem in de verte staren alsof hij net voor het eerst Brauners Loup-Table heeft gezien, Wat is dat nou weer?
Soms vergeet ik dat bejaarden ooit jong waren, en andere keren zie ik in iedere grijsaard een tragische tiener die dit ook niet heeft gewild, niet wijzer of slimmer of vrediger is geworden, alleen maar oud, alleen maar stuk.
Kunst is het enige waar een leven aan gewijd kan worden. (Ik lees te veel Pessoa, merk ik: ik schrijf in lapidaire quasi-wijsheden en onzinnige aforismen.) Ik deel mijn leven met een wetenschapper en haar werk neemt haar tot in het extreme in beslag, en toch zie ik een verschil: een genadige afwezigheid van obsessie, en geen enkele aandrang om óver wetenschap te schrijven—terwijl schrijvers liever schrijven over schrijven, dan daadwerkelijk schrijven.
Ik stel me zo voor dat heel devote religieuzen – monniken etc. – net zo met hun godsdienst bezig zijn als kunstenaars met hun kunst, maar godsdienst is een onzinnige bezigheid en ik heb vroomheid nooit indrukwekkend gevonden.
Kunstenaar zijn is geconsumeerd, opgeslokt worden.
Het platgeslagen landschap van noord-Duitsland blijft zich voltrekken, de ramp is dat dit voortduurt en niemand er verantwoordelijkheid voor lijkt te nemen.
~