Ik ben een ander. Achter deze ogen steken andere ogen, vlijmscherpe blik door het rubber van mijn gezicht. Deze handen zijn geleend en doen alleen vandaag wat ik wil—morgen moeten ze terug naar de rechtmatige eigenaar. Ik zie de eigenaar in de spiegel en hij kijkt me beschuldigend aan: Wat doe jij met mijn lichaam? Alles wat mensen tegen jou zeggen, iedere liefkozing die je gegeven wordt, elke beweging die je doet—ze behoren jou niet toe. Jij bent een vacuüm. Ik zeg niks terug, hij heeft gelijk.
Er zit inderdaad een homunculus in ieder hoofd en die in dit hoofd voelt dat ik een gast ben. Het is het kleine mannetje in de cockpit van mijn brein en het lichaam dat met “mij” geïdentificeerd wordt staat in eenzelfde relatie tot die Ware Kern als een figuurtje uit een computergame tot degene die de controller beroert; en soms is het nog verder weg: het lichaam, dat vlees, is een personage in een film die ik kijk, en iedere keer dat ik me realiseer dat ík de protagonist ben voel ik een zwarte put zich openen in mijn ingewanden.
Er zijn mensen die een masker dragen om vrijheid te ervaren. Geen remmingen, geen verantwoordelijkheid. Ik zit gevangen in het masker, gekooid in het lichaam.
Ik ben namaak, ik ben simulatie, farce en ersatz. Ik zal weggewassen worden, en dan verschijnt de echte mens weer.
~