Taalarmoede

Opperste wreedheid

Wat is het woord voor die bijzondere, in zichzelf besloten vorm van wanhoop die als een helm op je hoofd gedrukt wordt als de zon op begint te komen op een lentedag die je zonder veel vertrouwen tegemoet ziet? Hier in de trein is het donker, maar dáár, boven die lage bergen die nog zwart afsteken tegen de aarzelende dag, dáár kleurt het nu langzaam geel en zonsperen prikken door de ruit en ergens in mijn borstkas opent zich een donker gat.

En ik begrijp ineens met een mateloos empathisch inzicht het fenomeen dat in landen waar de zon maandenlang nauwelijks verschijnt de zelfmoordcijfers niet pieken in het hart van de winter, in het blinde oog van de wereldnacht, maar juist aan het begin van de lente, want als de daadwerkelijkheid er weer iets beter uit begint te zien worden de hulpelozen en reddelozen die zich nog geen spatje beter voelen gedwongen te onderkennen dat het niet de duisternis en de kou waren die hen tot hun mentale misère dreven, maar hun eigenste binnenste zelf. Voor de lijdenaars is de terugkeer van het licht een oordeel, een vonnis, en als de leugens die jou door de winter gesleept hebben niet meer houdbaar blijken, zal de waarheid je van jezelf verlossen.

En dus als de zon zo pesterig, zo onwelwillend magertjes, zo zwaardkoud boven de kim komt kijken, besef ik dat de nacht niets met het draaien van de aarde te maken heeft maar iets is dat uit de kern komt, mijn eigen kern of de kern van de planeet. Misschien is de nacht wel de meest natuurlijke toestand—een romantisch sentiment dat ons verkreupelt maar waar domweg niet meer aan te ontkomen valt.

De hemel vlamt nu wreed blauw en oranje, en binnen in de kern wordt het niet lichter…

Wat is daar het woord voor? Hoe kunnen we ooit hopen dit te overleven als we er met taal niet aan kunnen raken? Wat zal ons nog redden?

~

Dit bericht is geplaatst in Wanhoop. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.