Treinwereld

Waar de Sporen Lopen (2016)

De trein schudt en leest met autistische aandacht het ijzeren lijnenspel dat blijkbaar op een of andere manier te interpreteren is, zo geconcentreerd wroeten de stalen wielen in het kluwen, maar ik zie enkel verstilling & verstikking, en ik lees eindelijk Infinite Jest, verplicht fetisjistisch-masochistisch boekvoer, opwindend en neerslachtig-makend want deze roman tilt de lezer naar verwarrende, sublieme hoogtes en adverteert tegelijkertijd in felle neonlichten: DIT ZAL JIJ NOOIT KUNNEN, en misschien is dat waar, en misschien is dat helemaal niet erg.

De trein schudt en ik heb veel te veel bagage, wederom zo’n zware koffer en zo’n grote verzameling tassen dat ik me geen zorgen hoef te maken dat ik iets vergeten ben: volgens mij ligt alles dat ik het leven bezit hier ingepakt. Nerveus. Wat als ik zo diep in het boek geabsorbeerd raak dat ik het niet eens merk als iemand er met mijn koffer vandoor gaat? Maar waarom zou iemand dat doen? Er liggen boven onze reishoofden allerlei koffers die er veelbelovender uitzien, mijn trolleymonster is zo lelijk dat er niet eens een hangslotje aan de ritssluiting hoeft te hangen: iedereen zal denken dat het ding vol zit met H&M-shirtjes, goedkope alcohol en porseleinen kutsouvenirs.

De trein schudt en de beboste heuvels zijn bespikkeld met witte villaatjes, als troepen ganzen die nog niet wakker willen worden. (Een troep ganzen? een vlucht ganzen? Ganzen grazen, noem je ze dan gezamenlijk een kudde?) Het boek sleurt me weer mee en de trein rammelt ineens veel harder, alsof de locomotief over een boomstam moet springen, en in dat sublieme minimoment waarin we even denken dat we dromen of juist dat we wakker worden, waarin we dus zien dat ons wakende leven een farce is en dat we nu, in die microgebeurtenis, een glimp opvangen van de dingen zoals ze zijn—in die milliseconde dat dit metalen onweer in een groene mist hard schudt, denk ik dat mijn koffer van mijn fiets zal vallen. Het gevoel vloeit nog sneller weg dan het gekomen is, mijn koffer ligt boven mij en ik zit niet op de fiets, maar eventjes voelt het alsof deze trein er niet is, dat ik op een fiets zit en mijn best doe de koffer op mijn bagagedrager te houden. Voorbij. De trein heeft zich weer op de werkelijkheid opgedrongen en ik probeer mezelf af te leiden van het nauwelijks te onderdrukken gevoel dat ik in een parallel universum fietsend onderweg ben, met hetzelfde koffertje naar een andere bestemming.

Koffer en tassen liggen stil, het boek is in mijn handen, de trein raast en rammelt en zoekt nog steeds naar betekenis in een wirwar van sporen die vast een hele mooie metafoor voor het leven is.

~

Dit bericht is geplaatst in Het Sublieme. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.