Bewustzijn: Het Boek en het Scherm

Ontlezing, ontlezing, de wereld gaat ten onder. De afgelopen jaren wordt telkens vastgesteld dat mensen minder boeken kopen, minder lezen, minder geïnteresseerd zijn in het investeren van tijd (geld is geen factor, zo goedkoop als romans tegenwoordig kunnen zijn) in de onderneming die lezen is. Het heil wordt verwacht van de e-reader, maar niet alleen is dit een andere vorm van lezen—die geïntegreerd wordt in een dagelijkse gang van zaken en daardoor vele malen minder noopt tot afzondering, contemplatie en concentratie—het redt tot nu toe helemaal niets (de totale boekenverkoop van 2011 is met 4.6% gedaald t.o.v. 2010). De verkoop van boeken daalt, en daarmee, aannemelijkerwijs, het lezen van boeken. Philip Roth geeft het scherm de schuld, de opvolging van schermen die we in de twintigste en eenentwintigste eeuw hebben gehad: het filmdoek, de televisie, computers, en nu het scherm van de smartphone- en tabletgeneratie. En hij heeft gelijk: de afleiding is zo enorm, zo totaal, dat het nauwelijks mag verwonderen dat het ter hand nemen van een roman om je af te zonderen van de wereld een minder populaire bezigheid is geworden.

En dit is geen klaagzang (noch een zwanenzang) van Hoge Cultuur: romans zijn niet belangrijk om een-of-andere efemere, bijna metafysische reden die met Bildung en goede smaak van doen heeft—natuurlijk vormen boeken je, en natuurlijk zijn er verschillen tussen goede en slechte romans, maar het reikt verder dan dat. De roman draait om bewustzijn.

De roman in zijn huidige vorm, zoals die grofweg rond de achttiende eeuw ontstond, beleefde zijn hoogtijdagen in de twintigste eeuw, met drastisch dalende prijzen, explosief stijgende productie en extreem uitdijende genres en onderwerpsgebieden. De twintigste eeuw was ook de eeuw van het bewustzijn, van het achterhalen van wat zich verschuilt achter het directe contact met de fysieke, psychologische en sociale werkelijkheid. Freud en Jung zouden niet eens genoemd moeten worden; en ook Marx, Bakhtin, Gombrich, Peirce en De Saussure zochten allen in hun respectievelijke vakgebieden naar wat ons bewustzijn vormt, hoe het zich gedraagt en hoe het zich ontwikkeld, in sociaal-politiek, cultureel, historisch, semiotisch en linguïstisch opzicht. Er werd gegraven naar wat het betekent een denkend en handelend mens te zijn in een wereld die met iedere ontdekking enkel complexer leek te worden, hoeveel er ook verklaard werd. En de literatuur, fictie en poëzie, gingen gelijk met dit proces op, zowel onthullingen volgend als uitvindingen anticiperend en conclusies afwijzend: Joyce, Vestdijk en Woolf; Burroughs, Kerouac en Ginsberg; Borges, P.K. Dick en Hermans. Het bewustzijn werd altijd onderzocht, uitgebreid, uitgedaagd, vernietigd, geprezen.

Tegenwoordig willen we echter niet meer weten wat er achter het scherm schuilt, maar enkel wat er óp het scherm te zien is—denken wat er in de randen van het scherm schuilt vult ons met angst, ongemak, ontkenning. Volgens Jonathan Lethems personage Perkus Tooth willen we niet weten wat zich in de zwarte balken van het bioscoopscherm verstopt:

That glimpse is intolerable. When your gaze slips beyond the edge of a book or magazine, you notice the ostensible nature of everyday reality, the table beneath the magazine, say, or the knee of your pants. When your eye slips past the limit of the (…) screen, you’re faced with what’s framed and projected in that margin—it ought to be something, but instead it’s nothing, a terrifying murk, a zone of nullity. But the real reason it’s so terrifying is because it begs the question of whether they’re the same thing. Maybe the tabletop or the knee of your pants bears no more relation to the contents of the magazine than the images on the screen do to the void above and below.

(Chronic City, p. 103)

Het nadenken over de aard van het medium leidt tot angst en verwondering, en om die ervaring te voorkomen verdrinken wij ons in de schermen alsof ze het levenselixer bevatten, laten wij ons absorberen door een onophoudelijke stroom van non-informatie die werkt als een drug, een medicijn tegen vergroting van het bewustzijn. Er wordt dus minder gelezen omdat men het eigen bewustzijn niet meer wil uitdiepen, niet meer wil uitbreiden, niet meer wil uitdagen. Men wil de angst van de onzekerheid niet leren kennen omdat men in de worstelingen van het alledaagse al zo onzeker is.

Het komt mij voor dat de tegenwoordig omarmde beloftes van mindfulness, yoga, meditatie en allerhande chemische middelen niet tot een werkelijke uitdaging van onze percepties en cognities leiden, maar tot een catharsisachtige onthulling van de inherente goedheid van de eigen daden, eigen gedachten en de wereld als geheel. Rust vinden is niet hetzelfde als bewustwording en de minder leuke dingen hoeven niet weggestreken te worden. Ik weet niet of het kwaad bestaat, maar men moet de mogelijkheid overwegen. En die overweging vindt niet plaats tijdens een preek, het Achtuurjournaal of op een weblog als dit, maar tijdens het lezen van Tourniers De Elzenkoning, of Morbus Kitahara van Ransmayr. Bewustzijn staat natuurlijk niet gelijk aan het leren kennen van het kwaad, maar het bestaat wel in de confrontatie met het onbekende dat niet geruststelt, dat je niet doet vermoeden dat je altijd al goed bezig was. De ontwrichting niet omdat ontwrichting nu zo leuk of interessant of antiautoritair of esthetisch is, maar omdat ontwrichting en vervreemding de enige zelfstandige naamwoorden zijn die graven naar de dingen achter de dingen, zelfs als er achter de dingen zich uiteindelijke geen dingen schuil blijken te houden (die mogelijkheid mogen we nooit uitsluiten).

Een boek hoeft niet alleen maar leuk te zijn, of je emotioneel aanspreken. Een roman mag inzet van je vragen, je mag moeilijke boeken lezen zonder daar in een week mee klaar te zijn en zonder voor elitaire hoogdraver aangezien te worden. Maar ieder boek, hoe hoog het ook op de bestsellerlijsten prijkt, is de tijd die je erin investeert waard. Een roman hoeft dus ook niet absurdistisch, surrealistisch of science-fiction te zijn voor onze geest zich uit kan breiden (de pratende kikker is optioneel); de meest realistische fictie levert al meer vervreemding op dan het meest bizarre waargebeurde verhaal. In het echte leven bevinden wij ons namelijk nooit in de gedachten en emoties van verschillende mensen, in de werkelijkheid bestaan afgeronde verhalen zelden en de ervaring je mee te laten slepen in iets dat niet gebeurd is en nooit zal gebeuren, is een van de meest waardevolle die we kunnen ondergaan.

Mindfulness, meditatie, wellicht zelfs geestverruimende middelen, ze horen alle bij het exploreren van het bewustzijn, maar zonder een ontmoeting met het radicaal onbekende door middel van literatuur—in fictie die afzondering, concentratie en toewijding vereist en niet gemakkelijk consumeerbaar is—blijft het allemaal beperkt. Rust vinden is niet hetzelfde als bewustwording. Het vreemde, het onbekende, het diametraal tegenovergestelde, het groteske, het monsterlijke maken namelijk niet enkel deel uit van de wereld buiten je hoofd, maar bestaan daar altijd al in.

~

Dit bericht is geplaatst in Dromen, Het Sublieme, Kunst, Manifesten, Narratieven, Recensies, Schrijven met de tags , , , , , , , , , , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.