Iemand (wie is enigszins onduidelijk, maar het lijkt redelijk om aan te nemen dat het de acteur & schilder Martin Mull was, al wordt de uitspraak vaak ook aan Elvis Costello of Jimi Hendrix toegeschreven) noemde schrijven over kunst eens hetzelfde als dansen over architectuur. Daar wilde hij waarschijnlijk mee zeggen dat sommige kunstuitingen ervaren moeten worden en dat trachten het ene medium in het andere te vatten futiel is. Maar taal is nou juist het enige medium waar alle andere kunsten in gevat kunnen worden, en ook alle andere ervaringen, ideeën, emoties, trauma’s, aspiraties. We kunnen nooit ook maar hopen exact te raken aan wat wij, in ons binnenste der binnensten, zo privé voelen, maar taal is het enige instrument waarmee wij kunnen pogen.
Dansen op muziek wordt minder belachelijk gevonden dan dansen op architectuur (toegegeven, Mull noemde het dansen over architectuur, wat een bepaald niveau van interpretatie en communicatie veronderstelt, maar soit)—bepaalde genres bestaan zelfs bij de gratie van een dansend publiek. En als je bekijkt hoe mensen op verschillende soorten muziek dansen kun je zien dat het niet enkel om een individuele uiting van een intieme ervaring gaat. Hossen op Bach, raven op The National, swingen op Radiohead … er zijn conventioneel goedgekeurde fysieke interpretaties, en dientengevolge vormen die misplaatst worden gevonden, wat laat zien dat men aanneemt dat de dans iets over de muziek “zegt” (weer die talige metafoor) en dat dit “iets” meer of minder gepast kan zijn.
Is het dan zo vreemd te veronderstellen dat men over/op architectuur zou kunnen dansen? Daarmee zou men in fysieke verplaatsing (van ledematen) iets proberen te uiten over fysieke bevrorenheid (van gebouwen), wat bijna logischer lijkt dan iets fysieks voort te brengen in reactie op iets immaterieels (muziek). Maar we weten dat deze gedachte onzinnig is, want het ritme en daarmee de beweging zitten al in onze spieren en hoeven alleen maar wakker gemaakt te worden, en glas & staal & baksteen zijn nou eenmaal niet opzwepend.
Dit is eigenlijk een herhaling van zetten, een gambiet dat nergens tot leidt. Het is het opnieuw formuleren van oude gedachten die altijd tot dezelfde vragen te herleiden zijn: raken onze woorden aan de dingen? kunnen wij in taal onszelf duidelijk maken aan de ander? Vaak lijkt taal hier verschrikkelijk slecht toe in staat, maar tegelijkertijd is taal het enige dat we hebben zolang we in architectuur & conceptuele kunst & pianosonates niet onze wensen voor relaties en verwachtingen van vriendschappen kunnen uitdrukken. Kunst—alle kunst!—zegt onmogelijk veel, maar is ook een vorm van zwijgen, een omtrekkende beweging, het onderhuidse dat vanuit de duisternis naar ons terug loert.