Dream Brother

Oh, toch te zeggen, Alles kan naar de pleuris lopen (zeggen mensen nog pleuris?), ik ga er vandoor, en dan de deur uit te lopen zonder je jas en je rugzak te pakken, een sigaret te bietsen bij de eerste jonge kerel in een leren jas die je ziet (je hebt nog nooit gerookt, maar iedere ochtend weer een nieuwe dag, toch?) en dan genietend puffend als een filmster uit de jaren zestig de straat afstruinen, niet op zoek naar iets en niet onderweg naar iets: de rust en gerichtheid zelve: iedereen kan zien dat jouw leven ergens naartoe gaat, dat het allemaal ergens toe dient en niet alleen gedaan wordt om de dag door te komen en de huur en je internetabonnement te betalen, nee nee meneer! hier zijn grote dingen gaande—ach, toch door de stad te wandelen, luidkeels aan te kondigen dat je een revolutie gaat ontketenen, of dat alle revoluties dood zijn, door vijvers te rennen terwijl niemand kijkt, op een stoepje te hangen en nergens heen te hoeven, in een donker café aan de bar te zitten en gesprekken te voeren met mensen die nog eens iets beleefd hebben, en jij praat mee want ook jij hebt dingen beleefd, je leven is dan misschien geen erepodium maar je hoort er gewoon bij, zeker nu want je bent – middelvinger hoog opgestoken – gewoon uit je pasteltinterige kooi weggelopen en wat ze ook zeggen en met wat voor bezwaren of adviezen ze ook aan zullen komen (intelligente opmerkingen over verantwoordelijkheden en beloftes en rekeningen), terug ga je niet, no sir, de bruggen zijn afgefikt en over de weg liggen verkoolde bomen, vrij ja vrij ja vrij…

Wat zeg je? Oh ja, shit, sorry: Wie is er aan de beurt?

~

Dit bericht is geplaatst in Breuken/Flitsen, De Stad. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.