Wintersentiment

Er zijn van die momenten—vaak als ik een weinig moe en toch onderweg ben, kort geslapen heb en half verdoofd door het landschap trek—dat ik in alles een ontroerende schoonheid ontdek, de aangrijpende esthetiek van een onachtzame wereld. Het boek dat ik lees, de muziek waar ik naar luister, ondergesneeuwde velden, zwervende vogels, een ouderwets ogende zendmast in een woonwijk, de slordige glas-in-loodramen van de stationsrestauratie, een verlaten loods of fabriekspand uit de jaren vijftig—bauhausiger dan Van der Rohe, maar zonder ideeën, ambities.

Ingegooide ruiten, een bejaard stelletje dat synchroon sigaretten rookt, een meisje met sneeuwschoenen dat met een grote koffer worstelt.

Ik ben een sentimentele vaatdoek, bij alles wat ik zie voel ik de schaduw van tranen in mijn ogen wellen (nooit de emotie, altijd de schaduw). Het schandalig prachtige van Bright Eyes, het beklemmend lyrisch prozaïsche van Saramago, de beloningen van symmetrie en de welhaast nog heerlijkere vruchten van asymmetrie. Is het de illusie van natuurlijkheid, de waan van afwezigheid van organisatie? Of is het juist het idee van menselijke hoogmoed zulke wonderen te verrichten, de valse idee invloed op de wereld uit te oefenen, de nonchalante hybris der menselijke ordening?

Sneeuw op takken aan bomen in bossen: niets gaat meer vanzelf—ongestoord uit de hemel dwarrelend—maar ook niets lijkt planmatiger, door medewerkers van de gemeente op getimmerd hout gespoten. Ongeacht wat nu de origine is, of er sprake is van enige teleologische aard of van volstrekte willekeur, mijn vermoeide ogen tranen bijna van al dit schoon. Bijna.

Mogelijk is het het sneeuwlaken dat het land, die dunne strook die ik vanuit mijn coupé kan zien, als gloednieuw doet voorkomen, als helderder en meer gefocust. Het landschap heeft plezier in haar eigen zijn, is trots over hoe proper alles wel niet is. De calvinistische toendra knippert wit aan mij voorbij en er galmt een doffe klank, de echo gedempt door de snippers van de genadige hemel, de weerschijn zo klaar dat ieder gezicht lijkt te glimlachen, hoe nors de mond en wenkbrauwen ook staan. Daarom is een bevroren januari zoveel mooier dan een bevroren december: het licht schaamt zich nergens voor en hoeft zich niet terug te trekken om miljoenen nepsterretjes beter voor de dag te laten komen.

De eerste maand heeft het hoofd geheven en baadt zich zonder te schrikken in de ijskoude stralen van de zon.

Dit bericht is geplaatst in Dromen, Het Sublieme, Vragen en Meer Vragen met de tags , , , . Bookmark de permalink.

1 Reactie naar Wintersentiment

  1. Carla schreef:

    Mooi!
    Wat je al niet kan overkomen als je minder gewapend bent dan anders…. zo mooi de wereld, zo ontroerend, zo dichtbij, zo kwetsbaar, net als jij…

    Zo mooi opgeschreven.
    Natuurlijk lees ik alles autobiografisch.
    Ineens ‘een sentimentele vaatdoek’…. dat zou ik vriendelijker zeggen, eigenlijk. Daarin zit ineens een wat stoere oordelende afstandelijkheid, gewapendheid, die juist in de rest van het verhaal meer afwezig is.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.